Onze geschiedenis
Het landschap van De Tangh in Rhenen (Utr.) op de zuid-helling van de Utrechtse Heuvelrug is ontstaan in de voorlaatste ijstijd, het Saalien, circa 150.000 jaar geleden, waarbij in de koudste fase van deze ijstijd een oprukkende ijsmassa vanuit Scandinavië al hortend en stotend tot stilstand kwam in Midden-Nederland en zo de basis legde voor de huidige Utrechtse Heuvelrug.
Vanaf de 8e eeuw ontstond er een agrarisch systeem van nederzettingen en gemeenschappelijke gronden op de Utrechtse Heuvelrug. Het gebied en terrein op en rond De Tangh is vroeg in cultuur gebracht als zogenaamde ‘landerij’; de naam ‘Tang’ is ook al ruim 6 eeuwen in zwang wat blijkt uit een vroege en eerste schriftelijke vermelding van de naam die als volgt gevonden is in het archief van de Ridderlijke Duitse Orde uit 1392: “in de Tanghe. Ghijsbert van Westrijenen ende west. Die Springhel berch”. De Tangh stond dus reeds in de 14e eeuw al bekend als veldnaam en karakteristieke landerij: een hoger gelegen zanderige uitloper, ingeklemd tussen 2 smeltwaterdalen uit de voorlaatste ijstijd (een oostelijke en een westelijke) die dezelfde zanderige uitloper omsloten als een ‘tang’.
Uit andere en latere vermeldingen over landerij De Tangh kan worden opgemaakt dat deze na de middeleeuwen bestond uit bouwland, inclusief hakhout opstanden en later ook uit tabaksland. Al voor 1640 werd in de omgeving van Rhenen begonnen met het verbouwen van tabak. Uit een vroegste vermelding uit 1808 kunnen we opmaken dat ook op De Tangh tabak werd verbouwd: “[….] publiekelijk aan W.H. Stramm hebben verkocht een stuk tabaksland, genaamd de Tang”.
Toen in december 1920 William Waller, via een openbare veiling het terrein van De Tangh verwierf, was de omschrijving van het geveilde: “Een tabaksplanterswoning met schuur met aangelegen tabaksland …[….]. Hieruit blijkt dat tot en met de jaren ’20 van de vorige eeuw de zuid-helling van De Tangh gebruikt werd voor de tabaksteelt. Na de verwerving door Waller van ‘landerij’ De Tangh in december 1920 werd De Tangh een landgoed welke later onder de Natuurschoonwet 1928 werd gerangschikt.
De tabaksplanterswoning welke stond aan het onderste gedeelte van de huidige Voorwei en strak aan de toenmalige Rijksstraatweg was gebouwd, is in 1932 afgebroken. Ook andere tabaksschuren die op De Tangh gevestigd waren zijn allen afgebroken voor de 2e wereldoorlog.
Na de verwerving door Waller zijn de zuidhellingen op De Tangh nimmer meer gecultiveerd: het werd grasland en weideland voor schapen en koeien met laatstelijk onze Lakenvelder runderen die de zuidhellingen van het landgoed afgraasden. Vanaf 2023 hebben de wijnstokken de plek ingenomen van deze prachtige runderen die vanaf dat jaar alleen nog maar te bewonderen zijn in het oostelijk gelegen smeltwaterdal.
Op de zuidhellingen van het landgoed waar voorheen tabak werd geteeld is in 2022 het plan ontstaan om deze stap voor stap te beplanten met resistente wijnrassen en zo een wijndomein te ontwikkelen met enkele hectares aan wijngaard. Uiteraard hebben wij ons afgevraagd of de schoonheid van het openhouden van de Voorwei en de zichtlijnen vanuit het hoofdhuis naar de Nederrijn met uiterwaarden en de Betuwe, niet teveel geweld zou worden aangedaan door de aanplant van wijnstokken. Na rijp familieberaad en in overleg met diverse partijen is geconcludeerd dat het nut van een wijngaard op de plek van de voormalige tabaksplantage goed verenigbaar is met de schoonheid van de plek.
Een doorslaggevende factor hierbij was dat de genoemde zichtlijnen vanuit het hoofdhuis geen geweld zou worden aangedaan omdat dit historisch een serieuze inbreuk zou opleveren. De hoogte van de wijnstokken zullen gemiddeld 1,80mtr bedragen maar het hoogteverschil tussen de onder- en bovenzijde van de Voorwei bedraagt maar liefst circa 10 meter. Ook vanaf de straatzijde zal het hoofdhuis altijd zichtbaar zijn en blijven waarbij schoonheid en nut zich verenigd hebben en de wijngaard een waarde toevoegt aan het landgoed en haar ontwikkeling.